afvijzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vijs af | vees af | heb afgevezen |
jij, je, u | vijst af | vees af | hebt afgevezen |
hij, zij, het | vijst af | vees af | heeft afgevezen |
wij | vijzen af | vezen af | hebben afgevezen |
jullie | vijzen af | vezen af | hebben afgevezen |
zij, ze | vijzen af | vezen af | hebben afgevezen |
Presens
Example presens sentences for Afvijzen with some of the pronouns.
- Ik wijs de aanvraag af.
- Jij wijst de sollicitant af.
- Hij/zij wijst het voorstel af.
- Wij wijzen de uitnodiging af.
- Jullie wijzen de suggestie af.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Afvijzen with some of the pronouns.
- Ik wees de aanvraag af.
- Jij wees de sollicitant af.
- Hij/zij wees het voorstel af.
- Wij wezen de uitnodiging af.
- Jullie wezen de suggestie af.
Perfectum
Example perfectum sentences for Afvijzen with some of the pronouns.
- Ik heb de aanvraag afgewezen.
- Jij hebt de sollicitant afgewezen.
- Hij/zij heeft het voorstel afgewezen.
- Wij hebben de uitnodiging afgewezen.
- Jullie hebben de suggestie afgewezen.