weergalmen

Conjugations List of Weergalmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweergalmweergalmdeheb weergalmd
jij, je, uweergalmtweergalmdehebt weergalmd
hij, zij, hetweergalmtweergalmdeheeft weergalmd
wijweergalmenweergalmdenhebben weergalmd
jullieweergalmenweergalmdenhebben weergalmd
zij, zeweergalmenweergalmdenhebben weergalmd

Presens
Beta

Example presens sentences for Weergalmen with some of the pronouns.

  • De geluiden weergalmen door de vallei.
  • Ik weergalm in de lege kerk.
  • Jullie weergalmen altijd zo mooi in deze zaal.
  • De stemmen van de kinderen weergalmen in het park.
  • Wanneer weergalmt de muziek in deze ruimte?

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weergalmen with some of the pronouns.

  • Vroeger weergalmde de klok door het hele dorp.
  • Toen ik jong was, weergalmde mijn zangstem in de gangen van de school.
  • Elke avond weergalmde het gelach van de kinderen in de straat.
  • Op dat moment weergalmde de gitaarmuziek door de zaal.
  • Tijdens de storm weergalmde het geluid van de donder overal.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weergalmen with some of the pronouns.

  • Het geluid heeft door de hele stad weergalmd.
  • Gisteren heeft de echo van mijn stem weergalmd in dat gebouw.
  • We hebben de melodie laten weergalmen in de concertzaal.
  • Hebben jullie ooit een geluid zo prachtig horen weergalmen?
  • Na enkele seconden had de klank alweer weergalmd.