opstomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stoom op | stoomde op | heb opgestoomd |
jij, je, u | stoomt op | stoomde op | hebt opgestoomd |
hij, zij, het | stoomt op | stoomde op | heeft opgestoomd |
wij | stomen op | stoomden op | hebben opgestoomd |
jullie | stomen op | stoomden op | hebben opgestoomd |
zij, ze | stomen op | stoomden op | hebben opgestoomd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opstomen with some of the pronouns.
- Ik stoom op naar de top van de berg.
- Jij stoomt op met volle kracht.
- Hij stoomt op als een sneltrein.
- Wij stomen op naar de overwinning.
- Zij stomen op richting de finishlijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opstomen with some of the pronouns.
- Ik stoomde op naar de top van de berg.
- Jij stoomde op met volle kracht.
- Hij stoomde op als een sneltrein.
- Wij stoomden op naar de overwinning.
- Zij stoomden op richting de finishlijn.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opstomen with some of the pronouns.
- Ik ben opgestoomd naar de top van de berg.
- Jij bent opgestoomd met volle kracht.
- Hij is opgestoomd als een sneltrein.
- Wij zijn opgestoomd naar de overwinning.
- Zij zijn opgestoomd richting de finishlijn.