bezonnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bezon | bezonde | heb bezond |
jij, je, u | bezont | bezonde | hebt bezond |
hij, zij, het | bezont | bezonde | heeft bezond |
wij | bezonnen | bezonden | hebben bezond |
jullie | bezonnen | bezonden | hebben bezond |
zij, ze | bezonnen | bezonden | hebben bezond |
PresensBeta
Example presens sentences for Bezonnen with some of the pronouns.
- Ik bezin op mijn beslissing.
- Jij bezint op de consequenties.
- Hij/Zij bezint zich op de toekomst.
- Wij bezinnen ons op de mogelijke oplossingen.
- Zij bezinnen zich op de betekenis van het leven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bezonnen with some of the pronouns.
- Ik bezon mij op de situatie.
- Jij bezon je op de mogelijkheden.
- Hij/Zij bezon zich op de problemen.
- Wij bezonnen ons op de vraagstukken.
- Zij bezonnen zich op de juiste aanpak.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bezonnen with some of the pronouns.
- Ik heb bezonnen nagedacht.
- Jij hebt bezonnen gehandeld.
- Hij/Zij heeft zich bezonnen op zijn/haar keuze.
- Wij hebben ons bezonnen op de gevolgen.
- Zij hebben bezonnen overlegd.