recidiveren

Conjugations List of Recidiveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrecidiveerrecidiveerdeheb gerecidiveerd
jij, je, urecidiveertrecidiveerdehebt gerecidiveerd
hij, zij, hetrecidiveertrecidiveerdeheeft gerecidiveerd
wijrecidiverenrecidiveerdenhebben gerecidiveerd
jullierecidiverenrecidiveerdenhebben gerecidiveerd
zij, zerecidiverenrecidiveerdenhebben gerecidiveerd

Presens

Example presens sentences for Recidiveren with some of the pronouns.

  • Ik recidiveer regelmatig.
  • Jij recidiveert soms.
  • Hij/Zij/Het recidiveert vaak.
  • Wij recidiveren af en toe.
  • Zij recidiveren zelden.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Recidiveren with some of the pronouns.

  • Ik recidiveerde herhaaldelijk voordat ik hulp zocht.
  • Jij recidiveerde regelmatig tijdens je jeugd.
  • Hij/Zij/Het recidiveerde na elke veroordeling.
  • Wij recidiveerden meerdere keren voordat we veranderden.
  • Zij recidiveerden steeds opnieuw zonder berouw.

Perfectum

Example perfectum sentences for Recidiveren with some of the pronouns.

  • Ik heb gerecidiveerd na mijn vrijlating.
  • Jij bent gerecidiveerd in dezelfde maand.
  • Hij/Zij/Het is gerecidiveerd ondanks de waarschuwing.
  • Wij zijn gerecidiveerd na de behandeling.
  • Zij zijn gerecidiveerd binnen een jaar.