terugnemen

Conjugations List of Terugnemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikneem terugnam terugheb teruggenomen
jij, je, uneemt terugnam terughebt teruggenomen
hij, zij, hetneemt terugnam terugheeft teruggenomen
wijnemen terugnamen terughebben teruggenomen
jullienemen terugnamen terughebben teruggenomen
zij, zenemen terugnamen terughebben teruggenomen

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugnemen with some of the pronouns.

  • Ik neem de boeken terug.
  • Jij neemt de boeken terug.
  • Hij/Zij/Het neemt de boeken terug.
  • Wij nemen de boeken terug.
  • Jullie nemen de boeken terug.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugnemen with some of the pronouns.

  • Ik nam de boeken terug.
  • Jij nam de boeken terug.
  • Hij/Zij/Het nam de boeken terug.
  • Wij namen de boeken terug.
  • Jullie namen de boeken terug.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugnemen with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken teruggenomen.
  • Jij hebt de boeken teruggenomen.
  • Hij/Zij/Het heeft de boeken teruggenomen.
  • Wij hebben de boeken teruggenomen.
  • Jullie hebben de boeken teruggenomen.