overhoopliggen

Conjugations List of Overhoopliggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklig overhooplag overhoopheb overhoopgelegen
jij, je, uligt overhooplag overhoophebt overhoopgelegen
hij, zij, hetligt overhooplag overhoopheeft overhoopgelegen
wijliggen overhooplagen overhoophebben overhoopgelegen
jullieliggen overhooplagen overhoophebben overhoopgelegen
zij, zeliggen overhooplagen overhoophebben overhoopgelegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Overhoopliggen with some of the pronouns.

  • Ik lig overhoop met mijn buurman.
  • Jij ligt overhoop met je vriendin.
  • Hij ligt overhoop met zijn baas.
  • Wij liggen overhoop met de buren.
  • Zij liggen overhoop met elkaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overhoopliggen with some of the pronouns.

  • Ik lag overhoop met mijn buurman.
  • Jij lag overhoop met je vriendin.
  • Hij lag overhoop met zijn baas.
  • Wij lagen overhoop met de buren.
  • Zij lagen overhoop met elkaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overhoopliggen with some of the pronouns.

  • Ik heb overhoopgelegen met mijn buurman.
  • Jij hebt overhoopgelegen met je vriendin.
  • Hij heeft overhoopgelegen met zijn baas.
  • Wij hebben overhoopgelegen met de buren.
  • Zij hebben overhoopgelegen met elkaar.