inweken

Conjugations List of Inweken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweek inweekte inheb ingeweekt
jij, je, uweekt inweekte inhebt ingeweekt
hij, zij, hetweekt inweekte inheeft ingeweekt
wijweken inweekten inhebben ingeweekt
jullieweken inweekten inhebben ingeweekt
zij, zeweken inweekten inhebben ingeweekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Inweken with some of the pronouns.

  • Ik week de kleding in het water.
  • Jij weekt de groenten in azijn.
  • Hij/zij/weken de vlekken in met zeep.
  • Wij weken de penselen in terpentine.
  • Jullie weken de was in een emmer met sop.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inweken with some of the pronouns.

  • Ik weekte de kleding in het water in.
  • Jij weekte de groenten in azijn in.
  • Hij/zij weekte de vlekken in met zeep in.
  • Wij weekten de penselen in terpentine in.
  • Jullie weekten de was in een emmer met sop in.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inweken with some of the pronouns.

  • Ik heb de kleding ingeweekt in het water.
  • Jij hebt de groenten ingeweekt in azijn.
  • Hij/zij heeft de vlekken ingeweekt met zeep.
  • Wij hebben de penselen ingeweekt in terpentine.
  • Jullie hebben de was ingeweekt in een emmer met sop.