vergewissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergewis | vergewiste | heb vergewist |
jij, je, u | vergewist | vergewiste | hebt vergewist |
hij, zij, het | vergewist | vergewiste | heeft vergewist |
wij | vergewissen | vergewisten | hebben vergewist |
jullie | vergewissen | vergewisten | hebben vergewist |
zij, ze | vergewissen | vergewisten | hebben vergewist |
Presens
Example presens sentences for Vergewissen with some of the pronouns.
- Ik vergewis me van de feiten voordat ik een beslissing neem.
- Jij vergewist je altijd van de juiste informatie.
- Hij/zij/het vergewist zich regelmatig van de stand van zaken.
- Wij vergewissen ons van de veiligheidsmaatregelen voorafgaand aan het evenement.
- Jullie vergewissen je van de route voordat jullie vertrekken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vergewissen with some of the pronouns.
- Vroeger vergewiste ik me zelden van de gevolgen.
- Toen hij/zij/het jonger was, vergewiste hij/zij/het zich niet altijd van de consequenties.
- In die periode vergewisten wij ons regelmatig van de mening van anderen.
- Jullie vergewisten je vroeger nooit van de mogelijke risico's.
- Als kind vergewiste ik me altijd van de goedkeuring van mijn ouders.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vergewissen with some of the pronouns.
- Ik heb me vergewist van de waarheid.
- Jij hebt je altijd vergewist van de betrouwbaarheid van de bronnen.
- Hij/zij/het heeft zich vergewist van de beschikbaarheid van de producten.
- Wij hebben ons vergewist van de toestemming voordat we verdergingen.
- Jullie hebben je vergewist van de benodigde documenten.