internetbankieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | internetbankier | internetbankierde | heb geïnternetbankierd |
jij, je, u | internetbankiert | internetbankierde | hebt geïnternetbankierd |
hij, zij, het | internetbankiert | internetbankierde | heeft geïnternetbankierd |
wij | internetbankieren | internetbankierden | hebben geïnternetbankierd |
jullie | internetbankieren | internetbankierden | hebben geïnternetbankierd |
zij, ze | internetbankieren | internetbankierden | hebben geïnternetbankierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Internetbankieren with some of the pronouns.
- Ik internetbankier regelmatig.
- Jij internetbankiert via je telefoon.
- Hij/zij internetbankiert bij dezelfde bank als ik.
- Wij internetbankieren gezamenlijk voor onze huishoudelijke uitgaven.
- Jullie internetbankieren veilig met behulp van een token.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Internetbankieren with some of the pronouns.
- Vroeger internetbankierde ik niet, maar nu wel.
- Toen ik jonger was, internetbankierde ik nog niet.
- Elke dag internetbankierde hij om zijn financiën bij te houden.
- In die tijd internetbankierden wij alleen op de computer.
- Tijdens de vakantie internetbankierden jullie terwijl jullie onderweg waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Internetbankieren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren internetbankierd om mijn rekening te controleren.
- Jij hebt al meerdere keren internetbankierd sinds je account is geopend.
- Hij/zij heeft net internetbankierd om de elektriciteitsrekening te betalen.
- Wij hebben vorige maand internetbankierd voor het overmaken van geld naar het buitenland.
- Jullie hebben onlangs internetbankierd om een nieuwe spaarrekening te openen.