kepen

Conjugations List of Kepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkeepkeepteheb gekeept
jij, je, ukeeptkeeptehebt gekeept
hij, zij, hetkeeptkeepteheeft gekeept
wijkepenkeeptenhebben gekeept
julliekepenkeeptenhebben gekeept
zij, zekepenkeeptenhebben gekeept

Presens
Beta

Example presens sentences for Kepen with some of the pronouns.

  • Ik kepen een boek.
  • Jij kepen een cadeau.
  • Hij/Zij kepen een fiets.
  • Wij kepen een huis.
  • Zij kepen kleding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kepen with some of the pronouns.

  • Ik kepte vroeger boeken.
  • Jij kepte altijd cadeaus.
  • Hij/Zij kepte vaak fietsen.
  • Wij kepten meestal huizen.
  • Zij kepten vroeger kleding.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kepen with some of the pronouns.

  • Ik heb gekopen.
  • Jij hebt gekocht.
  • Hij/Zij heeft gekocht.
  • Wij hebben gekocht.
  • Zij hebben gekocht.