contingenteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | contingenteer | contingenteerde | heb gecontingenteerd |
jij, je, u | contingenteert | contingenteerde | hebt gecontingenteerd |
hij, zij, het | contingenteert | contingenteerde | heeft gecontingenteerd |
wij | contingenteren | contingenteerden | hebben gecontingenteerd |
jullie | contingenteren | contingenteerden | hebben gecontingenteerd |
zij, ze | contingenteren | contingenteerden | hebben gecontingenteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Contingenteren with some of the pronouns.
- Ik contingenteer de voorraad elke maand.
- Jij contingentieert de financiƫle risico's zorgvuldig.
- Hij contingentieert de productie volgens de vraag.
- Wij contingenteren de invoer van goederen.
- Zij contingentieren de uitgaven binnen het budget.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Contingenteren with some of the pronouns.
- Ik contingenteeerde de productieplanning elke week.
- Jij contingenteeerde de uitgaven streng in die periode.
- Hij contingenteeerde de grondstoffen tijdens de schaarste.
- Wij contingenteeerden de import van dat specifieke product.
- Zij contingenteeerden de distributie in de regio.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Contingenteren with some of the pronouns.
- Ik heb gecontingenteerd hoeveel eenheden we nodig hebben.
- Jij hebt de verkoop gecontingenteerd op basis van de vraag.
- Hij heeft de voorraad gecontingenteerd om overproductie te voorkomen.
- Wij hebben de kosten gecontingenteerd om binnen het budget te blijven.
- Zij hebben de leveringen gecontingenteerd om aan de vraag te voldoen.