canoniseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | canoniseer | canoniseerde | heb gecanoniseerd |
jij, je, u | canoniseert | canoniseerde | hebt gecanoniseerd |
hij, zij, het | canoniseert | canoniseerde | heeft gecanoniseerd |
wij | canoniseren | canoniseerden | hebben gecanoniseerd |
jullie | canoniseren | canoniseerden | hebben gecanoniseerd |
zij, ze | canoniseren | canoniseerden | hebben gecanoniseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Canoniseren with some of the pronouns.
- Ik canoniseer de geschiedenis van Nederland.
- Jij canoniseert kunstwerken van bekende schilders.
- Hij/Zij canoniseert literaire werken.
- Wij canoniseren belangrijke gebeurtenissen.
- Jullie canoniseren culturele tradities.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Canoniseren with some of the pronouns.
- Ik canoniseerde de geschiedenis van Nederland.
- Jij canoniseerde kunstwerken van bekende schilders.
- Hij/Zij canoniseerde literaire werken.
- Wij canoniseerden belangrijke gebeurtenissen.
- Jullie canoniseerden culturele tradities.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Canoniseren with some of the pronouns.
- Ik heb de geschiedenis van Nederland gecanoniseerd.
- Jij hebt kunstwerken van bekende schilders gecanoniseerd.
- Hij/Zij heeft literaire werken gecanoniseerd.
- Wij hebben belangrijke gebeurtenissen gecanoniseerd.
- Jullie hebben culturele tradities gecanoniseerd.