samendoen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doe samen | deed samen | heb samengedaan |
jij, je, u | doet samen | deed samen | hebt samengedaan |
hij, zij, het | doet samen | deed samen | heeft samengedaan |
wij | doen samen | deden samen | hebben samengedaan |
jullie | doen samen | deden samen | hebben samengedaan |
zij, ze | doen samen | deden samen | hebben samengedaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Samendoen with some of the pronouns.
- We doen samen boodschappen.
- Ik doe graag mee aan de activiteit.
- Jullie doen altijd leuk spelletjes samen.
- Hij doet vaak klusjes met zijn buurman.
- Zij doet vrijwilligerswerk in haar vrije tijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samendoen with some of the pronouns.
- Vroeger deden we samen boodschappen.
- Ik deed graag mee aan de activiteit toen ik jonger was.
- Jullie deden altijd leuk spelletjes samen in het verleden.
- Hij deed vaak klusjes met zijn buurman vorig jaar.
- Zij deed vrijwilligerswerk in haar vrije tijd voordat ze verhuisde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samendoen with some of the pronouns.
- We hebben samen boodschappen gedaan.
- Ik heb graag meegedaan aan de activiteit.
- Jullie hebben altijd leuk spelletjes samen gespeeld.
- Hij heeft vaak klusjes gedaan met zijn buurman.
- Zij heeft vrijwilligerswerk gedaan in haar vrije tijd.