openspalken

Conjugations List of Openspalken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspalk openspalkte openheb opengespalkt
jij, je, uspalkt openspalkte openhebt opengespalkt
hij, zij, hetspalkt openspalkte openheeft opengespalkt
wijspalken openspalkten openhebben opengespalkt
julliespalken openspalkten openhebben opengespalkt
zij, zespalken openspalkten openhebben opengespalkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Openspalken with some of the pronouns.

  • Ik openspalk mijn handen elke ochtend.
  • Jij opentspalkt je vingers voorzichtig.
  • Hij/zij/het openspalkt de gebroken pols.
  • Wij openpalmen onze handen om te ontspannen.
  • Jullie openpalmen je vuisten als een teken van kracht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Openspalken with some of the pronouns.

  • Ik spalkte mijn handen regelmatig open.
  • Jij spalkte je vingers langzaam open.
  • Hij/zij/het spalkte de gebroken pols voorzichtig open.
  • Wij spalkten onze handen vaak open tijdens de therapie.
  • Jullie spalkten je vuisten enthousiast open voor de demonstratie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Openspalken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn handen opengespalkt na de blessure.
  • Jij hebt je vingers opengespalkt om ze te strekken.
  • Hij/zij/het heeft de gebroken pols opengespalkt met gips.
  • Wij hebben onze handen opengespalkt om te oefenen.
  • Jullie hebben je vuisten opengespalkt om jezelf te laten zien.