heentrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek heen | trok heen | ben heengetrokken |
jij, je, u | trekt heen | trok heen | bent heengetrokken |
hij, zij, het | trekt heen | trok heen | is heengetrokken |
wij | trekken heen | trokken heen | zijn heengetrokken |
jullie | trekken heen | trokken heen | zijn heengetrokken |
zij, ze | trekken heen | trokken heen | zijn heengetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Heentrekken with some of the pronouns.
- Ik trek me terug in mijn eigen wereld.
- Jij trekt je terug uit de vergadering.
- Hij trekt zich terug van het project.
- Wij trekken ons terug in de natuur.
- Zij trekken zich terug uit de competitie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Heentrekken with some of the pronouns.
- Ik trok me terug in mijn eigen wereld.
- Jij trok je terug uit de vergadering.
- Hij trok zich terug van het project.
- Wij trokken ons terug in de natuur.
- Zij trokken zich terug uit de competitie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Heentrekken with some of the pronouns.
- Ik ben me terug gaan trekken in mijn eigen wereld.
- Jij bent je terug gaan trekken uit de vergadering.
- Hij is zich terug gaan trekken van het project.
- Wij zijn ons terug gaan trekken in de natuur.
- Zij zijn zich terug gaan trekken uit de competitie.