rondschenken

Conjugations List of Rondschenken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschenk rondschonk rondheb rondgeschonken
jij, je, uschenkt rondschonk rondhebt rondgeschonken
hij, zij, hetschenkt rondschonk rondheeft rondgeschonken
wijschenken rondschonken rondhebben rondgeschonken
jullieschenken rondschonken rondhebben rondgeschonken
zij, zeschenken rondschonken rondhebben rondgeschonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondschenken with some of the pronouns.

  • Ik schenk rond in de bar.
  • Jij schenkt rond tijdens het feest.
  • Hij/Zij schenkt rond bij de receptie.
  • Wij schenken rond in het café.
  • Zij schenken rond op het terras.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondschenken with some of the pronouns.

  • Vroeger schonk ik rond in deze kroeg.
  • Toen jij binnenkwam, schonk ik al rond.
  • Zij schonk rond terwijl de muziek speelde.
  • Wij schonken rond toen het druk was.
  • Elke avond schonken zij rond in het café.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondschenken with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgeschonken op het feest gisteravond.
  • Jij hebt rondgeschonken tijdens de borrel.
  • Hij/Zij heeft rondgeschonken aan alle gasten.
  • Wij hebben rondgeschonken op het jubileumfeest.
  • Zij hebben rondgeschonken tijdens het evenement.