voorttrekken

Conjugations List of Voorttrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek voorttrok voortheb voortgetrokken
jij, je, utrekt voorttrok voorthebt voortgetrokken
hij, zij, hettrekt voorttrok voortheeft voortgetrokken
wijtrekken voorttrokken voorthebben voortgetrokken
jullietrekken voorttrokken voorthebben voortgetrokken
zij, zetrekken voorttrokken voorthebben voortgetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorttrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek voort door het landschap.
  • Jij trekt voort naar de stad.
  • Hij/Zij/Het trekt voort met de boot.
  • Wij trekken voort door de bergen.
  • Jullie trekken voort langs de kust.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorttrekken with some of the pronouns.

  • Ik trok voort door het landschap.
  • Jij trok voort naar de stad.
  • Hij/Zij/Het trok voort met de boot.
  • Wij trokken voort door de bergen.
  • Jullie trokken voort langs de kust.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorttrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb voortgetrokken door het landschap.
  • Jij hebt voortgetrokken naar de stad.
  • Hij/Zij/Het heeft voortgetrokken met de boot.
  • Wij hebben voortgetrokken door de bergen.
  • Jullie hebben voortgetrokken langs de kust.