rappelleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rappelleer | rappelleerde | heb gerappelleerd |
jij, je, u | rappelleert | rappelleerde | hebt gerappelleerd |
hij, zij, het | rappelleert | rappelleerde | heeft gerappelleerd |
wij | rappelleren | rappelleerden | hebben gerappelleerd |
jullie | rappelleren | rappelleerden | hebben gerappelleerd |
zij, ze | rappelleren | rappelleerden | hebben gerappelleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Rappelleren with some of the pronouns.
- Ik rappelleer regelmatig mijn leerlingen om hun huiswerk te maken.
- Jij rappelleert vaak je collega's over de vergadering.
- Hij rappelleert de klanten om hun betaling op tijd te doen.
- Wij rappelleren onze vrienden om op tijd te komen voor het feest.
- Zij rappelleren deelnemers aan het evenement om zich vooraf in te schrijven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rappelleren with some of the pronouns.
- Vroeger herinnerde ik mijn leerlingen altijd aan hun huiswerk.
- Toen herinnerde jij vaak je collega's over de vergadering.
- Hij herinnerde de klanten vroeger altijd om op tijd te betalen.
- Vroeger herinnerden wij onze vrienden altijd aan het feest.
- Toen herinnerden zij deelnemers aan het evenement altijd om zich vooraf in te schrijven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rappelleren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn leerlingen herinnerd aan hun huiswerk.
- Jij hebt je collega's eraan herinnerd dat er een vergadering is.
- Hij heeft de klanten herinnerd om op tijd te betalen.
- Wij hebben onze vrienden herinnerd aan het feest.
- Zij hebben deelnemers aan het evenement eraan herinnerd zich vooraf in te schrijven.