determineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | determineer | determineerde | heb gedetermineerd |
jij, je, u | determineert | determineerde | hebt gedetermineerd |
hij, zij, het | determineert | determineerde | heeft gedetermineerd |
wij | determineren | determineerden | hebben gedetermineerd |
jullie | determineren | determineerden | hebben gedetermineerd |
zij, ze | determineren | determineerden | hebben gedetermineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Determineren with some of the pronouns.
- Ik determineer de chemische samenstelling van de stoffen.
- Jij determineert de oorzaak van het probleem.
- Hij/Zij/Het determineert de juiste dosering van het medicijn.
- Wij determineren de aard van het materiaal.
- Jullie determineren de optimale omstandigheden voor groei.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Determineren with some of the pronouns.
- Ik determineerde altijd de chemische samenstelling van de stoffen.
- Jij determineerde de oorzaak van het probleem gisteren.
- Hij/Zij/Het determineerde de juiste dosering van het medicijn vroeger.
- Wij determineerden altijd de aard van het materiaal in het verleden.
- Jullie determineerden de optimale omstandigheden voor groei vorig jaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Determineren with some of the pronouns.
- Ik heb de chemische samenstelling van de stoffen gedetermineerd.
- Jij hebt de oorzaak van het probleem gedetermineerd.
- Hij/Zij/Het heeft de juiste dosering van het medicijn gedetermineerd.
- Wij hebben de aard van het materiaal gedetermineerd.
- Jullie hebben de optimale omstandigheden voor groei gedetermineerd.