verzwikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verzwik | verzwikte | heb verzwikt |
jij, je, u | verzwikt | verzwikte | hebt verzwikt |
hij, zij, het | verzwikt | verzwikte | heeft verzwikt |
wij | verzwikken | verzwikten | hebben verzwikt |
jullie | verzwikken | verzwikten | hebben verzwikt |
zij, ze | verzwikken | verzwikten | hebben verzwikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verzwikken with some of the pronouns.
- Ik verzwik regelmatig mijn enkel tijdens het sporten.
- Jij verzwikt je voet vaak als je haast hebt.
- Hij verzwikt zijn knie bij elke misstap.
- Zij verzwikken hun enkels tijdens het wandelen in de bergen.
- We verzwikken onze polsen soms tijdens het tuinieren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verzwikken with some of the pronouns.
- Vroeger verzwikte ik altijd mijn enkel tijdens het voetballen.
- Toen ik jong was, verzwikte jij vaak je voet.
- Hij verzwikte zijn knie meerdere keren tijdens het fietsen.
- Zij verzwikten hun enkels regelmatig tijdens het dansen.
- We verzwikten onze polsen herhaaldelijk tijdens het klussen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verzwikken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn enkel verzwikt tijdens het hardlopen gisteren.
- Jij hebt je voet al een paar keer verzwikt dit jaar.
- Hij heeft zijn knie verzwikt tijdens het skiën vorige week.
- Zij hebben hun enkels verzwikt tijdens de vakantie in Spanje.
- We hebben onze polsen al eerder verzwikt.