aangrinniken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | grinnik aan | grinnikte aan | heb aangegrinnikt |
jij, je, u | grinnikt aan | grinnikte aan | hebt aangegrinnikt |
hij, zij, het | grinnikt aan | grinnikte aan | heeft aangegrinnikt |
wij | grinniken aan | grinnikten aan | hebben aangegrinnikt |
jullie | grinniken aan | grinnikten aan | hebben aangegrinnikt |
zij, ze | grinniken aan | grinnikten aan | hebben aangegrinnikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aangrinniken with some of the pronouns.
- Ik aangrinnik
- Jij aangrinnikt
- Hij/Zij/Het aangrinnikt
- Wij aangrinniken
- Jullie aangrinniken
- Zij aangrinniken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aangrinniken with some of the pronouns.
- Ik aangrinnikte
- Jij aangrinnikte
- Hij/Zij/Het aangrinnikte
- Wij aangrinnikten
- Jullie aangrinnikten
- Zij aangrinnikten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aangrinniken with some of the pronouns.
- Ik heb aangegriknikt
- Jij hebt aangegriknikt
- Hij/Zij/Het heeft aangegriknikt
- Wij hebben aangegriknikt
- Jullie hebben aangegriknikt
- Zij hebben aangegriknikt