aaneenklinken

Conjugations List of Aaneenklinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklink aaneenklonk aaneenheb aaneengeklonken
jij, je, uklinkt aaneenklonk aaneenhebt aaneengeklonken
hij, zij, hetklinkt aaneenklonk aaneenheeft aaneengeklonken
wijklinken aaneenklonken aaneenhebben aaneengeklonken
jullieklinken aaneenklonken aaneenhebben aaneengeklonken
zij, zeklinken aaneenklonken aaneenhebben aaneengeklonken

Presens

Example presens sentences for Aaneenklinken with some of the pronouns.

  • De klanken klinken aan elkaar in het Nederlands.
  • Ik klink de woorden aan elkaar bij het spreken.
  • Jij klinkt de letters aaneen tijdens het spellen.
  • Hij klinkt de zinnen aaneen zonder pauze.
  • Wij klinken de klanken aaneen in onze uitspraak.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aaneenklinken with some of the pronouns.

  • Vroeger klonken de klanken aaneen in de oude taal.
  • Toen ik jong was, klonken de woorden aaneen in mijn gedichten.
  • Elke dag klonken de letters aaneen in zijn dagboek.
  • Tijdens de repetitie klonken de zinnen aaneen zonder onderbrekingen.
  • In die tijd klonken de klanken aaneengelast in de muziek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aaneenklinken with some of the pronouns.

  • Ik heb de woorden aaneengeklonken bij het voorlezen.
  • Zij hebben de klanken aaneengeknoopt in hun presentatie.
  • Hij heeft de letters aaneengevoegd in het geschreven stuk.
  • We hebben de zinnen aaneengebracht in een samenhangend geheel.
  • Jullie hebben de klanken aaneengeschakeld in jullie lied.