verbrodden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbrod | verbrodde | heb verbrod |
jij, je, u | verbrodt | verbrodde | hebt verbrod |
hij, zij, het | verbrodt | verbrodde | heeft verbrod |
wij | verbrodden | verbrodden | hebben verbrod |
jullie | verbrodden | verbrodden | hebben verbrod |
zij, ze | verbrodden | verbrodden | hebben verbrod |
PresensBeta
Example presens sentences for Verbrodden with some of the pronouns.
- Hij verbrodt altijd de sfeer op feestjes.
- Zij verbrodden het cadeau door het te laat te leveren.
- Ik verbrod mijn dieet door elke dag te snoepen.
- We verbrodden de vergadering door niet goed voorbereid te zijn.
- Jullie verbrodden de kans op succes door gebrek aan inzet.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verbrodden with some of the pronouns.
- Hij verbrodde altijd de sfeer op feestjes.
- Zij verbrodden het cadeau door het te laten vallen.
- Ik verbrodde mijn dieet door te zondigen met ongezond voedsel.
- We verbrodden de vergadering door te laat te komen.
- Jullie verbrodden de kans op succes door onvoldoende samen te werken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verbrodden with some of the pronouns.
- Hij heeft de sfeer op het feestje verbrodderd.
- Zij hebben het cadeau verbrodderd door het te beschadigen.
- Ik heb mijn dieet verbrodderd door te veel te eten.
- We hebben de vergadering verbrodderd door onenigheid.
- Jullie hebben de kans op succes verbrodderd door geen actie te ondernemen.