schroden

Conjugations List of Schroden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschroodschrooddeheb geschrood
jij, je, uschroodtschrooddehebt geschrood
hij, zij, hetschroodtschrooddeheeft geschrood
wijschrodenschrooddenhebben geschrood
jullieschrodenschrooddenhebben geschrood
zij, zeschrodenschrooddenhebben geschrood

Presens
Beta

Example presens sentences for Schroden with some of the pronouns.

  • Ik schrood vandaag de groenten voor het avondeten.
  • Jij schroodt altijd zo snel dat ik je nauwelijks kan bijhouden.
  • Hij schroodt zijn brood elke ochtend voordat hij naar school gaat.
  • Wij schroden regelmatig hout voor onze doe-het-zelfprojecten.
  • Zij schroden de kipfilets voor ze op de grill leggen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schroden with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, schroodde ik altijd speelgoed in elkaar.
  • Vroeger schroodde jij graag kleine knutselprojecten als hobby.
  • Hij schroodde vroeger vaak samen met zijn vader aan verschillende klussen.
  • Wij schrodden regelmatig samen meubels voor vrienden en familie.
  • Zij schrodden altijd de tent op tijdens de zomervakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schroden with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren de hele dag geschrood om de vloer te leggen.
  • Jij bent al eerder in deze keuken geweest, dus je hebt vast wel eens geschrood.
  • Hij heeft nog nooit een meubelstuk geschrood, maar nu wil hij het proberen.
  • Wij hebben vorige week alle planken geschrood voor de boekenkast.
  • Zij hebben al hun oude meubels uit elkaar geschrood voordat ze nieuwe kochten.