privilegiëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | privilegieer | privilegieerde | heb geprivilegieerd |
jij, je, u | privilegieert | privilegieerde | hebt geprivilegieerd |
hij, zij, het | privilegieert | privilegieerde | heeft geprivilegieerd |
wij | privilegiëren | privilegieerden | hebben geprivilegieerd |
jullie | privilegiëren | privilegieerden | hebben geprivilegieerd |
zij, ze | privilegiëren | privilegieerden | hebben geprivilegieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Privilegiëren with some of the pronouns.
- Ik privilegieer de studenten die hard werken.
- Jij privilegieert je beste vriend boven anderen.
- Hij/Zij privilegeert haar eigen belangen.
- Wij privilegiëren gelijkheid in onze samenleving.
- Jullie privilegiëren vaak de wensen van de meerderheid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Privilegiëren with some of the pronouns.
- Ik privilegeerde de studenten die hard werkten.
- Jij privilegeerde je beste vriend boven anderen.
- Hij/Zij privilegeerde haar eigen belangen.
- Wij privilegeerden gelijkheid in onze samenleving.
- Jullie privilegeerden vaak de wensen van de meerderheid.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Privilegiëren with some of the pronouns.
- Ik heb de studenten die hard werken geprivilegieerd.
- Jij hebt je beste vriend boven anderen geprivilegieerd.
- Hij/Zij heeft haar eigen belangen geprivilegieerd.
- Wij hebben gelijkheid in onze samenleving geprivilegieerd.
- Jullie hebben vaak de wensen van de meerderheid geprivilegieerd.