abduceren

Conjugations List of Abduceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikabduceerabduceerdeheb geabduceerd
jij, je, uabduceertabduceerdehebt geabduceerd
hij, zij, hetabduceertabduceerdeheeft geabduceerd
wijabducerenabduceerdenhebben geabduceerd
jullieabducerenabduceerdenhebben geabduceerd
zij, zeabducerenabduceerdenhebben geabduceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Abduceren with some of the pronouns.

  • Ik abduceer de patiënt naar de operatiekamer.
  • Jij abduceert de verdachte uit de rechtbank.
  • Hij abduceert de kinderen naar school.
  • Zij abduceert de honden voor een wandeling.
  • Wij abduceren de dossiers voor archivering.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Abduceren with some of the pronouns.

  • Ik abduceerde de patiënt naar de operatiekamer.
  • Jij abduceerde de verdachte uit de rechtbank.
  • Hij abduceerde de kinderen naar school.
  • Zij abduceerde de honden voor een wandeling.
  • Wij abduceerden de dossiers voor archivering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Abduceren with some of the pronouns.

  • Ik heb de patiënt naar de operatiekamer geabduceerd.
  • Jij hebt de verdachte uit de rechtbank geabduceerd.
  • Hij heeft de kinderen naar school geabduceerd.
  • Zij heeft de honden voor een wandeling geabduceerd.
  • Wij hebben de dossiers voor archivering geabduceerd.