opgebruiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gebruik op | gebruikte op | heb opgebruikt |
jij, je, u | gebruikt op | gebruikte op | hebt opgebruikt |
hij, zij, het | gebruikt op | gebruikte op | heeft opgebruikt |
wij | gebruiken op | gebruikten op | hebben opgebruikt |
jullie | gebruiken op | gebruikten op | hebben opgebruikt |
zij, ze | gebruiken op | gebruikten op | hebben opgebruikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Opgebruiken with some of the pronouns.
- Ik gebruik mijn tijd verstandig op.
- Jij gebruikt al het geld op voor nieuwe kleren.
- Hij/Zij gebruikt haar talenten om succesvol te zijn.
- Wij gebruiken de restjes van gisteren in ons avondeten.
- Jullie gebruiken je energie om de race te winnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opgebruiken with some of the pronouns.
- Vroeger gebruikte ik altijd mijn oude telefoon totdat hij kapot ging.
- Toen we kampeerden, gebruikten we de brandstof in onze lampen.
- Zij gebruikte haar vrije tijd om boeken te lezen.
- In mijn kindertijd gebruikten we vaak onze fantasie om te spelen.
- Elke dag gebruikten we de fiets om naar school te gaan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opgebruiken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn spaargeld opgebruikt voor de vakantie.
- Jij hebt alle melk opgebruikt zonder bij te kopen.
- Hij/Zij heeft haar creativiteit volledig opgebruikt in dit project.
- Wij hebben onze voorraad opgebruikt en moeten nu boodschappen doen.
- Jullie hebben al het papier opgebruikt tijdens het knutselen.