welvaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaar wel | voer wel | ben welgevaren |
jij, je, u | vaart wel | voer wel | bent welgevaren |
hij, zij, het | vaart wel | voer wel | is welgevaren |
wij | varen wel | voeren wel | zijn welgevaren |
jullie | varen wel | voeren wel | zijn welgevaren |
zij, ze | varen wel | voeren wel | zijn welgevaren |
PresensBeta
Example presens sentences for Welvaren with some of the pronouns.
- Ik welvaar goed in mijn nieuwe baan.
- Jij welvaart altijd in de zomermaanden.
- Hij welvaart door hard te werken.
- Wij welvaren samen op deze reis.
- Zij welvaren in hun eigen bedrijf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Welvaren with some of the pronouns.
- Ik welvoer vroeger altijd op het meer.
- Jij welvoer regelmatig met je vrienden.
- Hij welvoer graag langs de grachten van Amsterdam.
- Wij welvoeren als gezin elk jaar naar de kust.
- Zij welvoeren vaak tijdens de zomervakanties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Welvaren with some of the pronouns.
- Ik ben welgevaren tijdens mijn vakantie in Spanje.
- Jij bent welgevaren met jouw nieuwe auto.
- Hij is welgevaren sinds hij begonnen is met sporten.
- Wij zijn welgevaren na de succesvolle lancering van ons product.
- Zij zijn welgevaren na de overname van het bedrijf.