afzoeken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zoek af | zocht af | heb afgezocht |
jij, je, u | zoekt af | zocht af | hebt afgezocht |
hij, zij, het | zoekt af | zocht af | heeft afgezocht |
wij | zoeken af | zochten af | hebben afgezocht |
jullie | zoeken af | zochten af | hebben afgezocht |
zij, ze | zoeken af | zochten af | hebben afgezocht |
PresensBeta
Example presens sentences for Afzoeken with some of the pronouns.
- Ik zoek de kamer af naar mijn sleutels.
- Hij zoekt het hele internet af voor informatie.
- Wij zoeken de stad af naar een leuk restaurant.
- Jullie zoeken de tuin af naar verloren voorwerpen.
- De hond zoekt het park af op zoek naar andere honden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afzoeken with some of the pronouns.
- Toen ik thuiskwam, zocht ik de woonkamer af naar mijn telefoon.
- Hij zocht vroeger altijd het hele huis af naar verloren spullen.
- Wij zochten gisteren de straten af naar een parkeerplek.
- Jullie zochten urenlang de berg af naar het wandelpad.
- Als kind zocht ik vaak de achtertuin af naar verstopte schatten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afzoeken with some of the pronouns.
- Ik heb de hele zolder afgezocht naar oude foto's.
- Hij heeft de boekenkast afgezocht naar zijn favoriete roman.
- Wij hebben de markt afgezocht naar verse groenten.
- Jullie hebben het strand afgezocht naar mooie schelpen.
- De speurhond heeft het bos afgezocht naar sporen.