leegruimen

Conjugations List of Leegruimen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikruim leegruimde leegheb leeggeruimd
jij, je, uruimt leegruimde leeghebt leeggeruimd
hij, zij, hetruimt leegruimde leegheeft leeggeruimd
wijruimen leegruimden leeghebben leeggeruimd
jullieruimen leegruimden leeghebben leeggeruimd
zij, zeruimen leegruimden leeghebben leeggeruimd

Presens
Beta

Example presens sentences for Leegruimen with some of the pronouns.

  • Ik ruim het huis leeg.
  • Jij ruimt de kamer leeg.
  • Hij/Zij ruimt de zolder leeg.
  • Wij ruimen de schuur leeg.
  • Jullie ruimen de tuin leeg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Leegruimen with some of the pronouns.

  • Ik maakte het huis leeg.
  • Jij maakte de kamer leeg.
  • Hij/Zij maakte de zolder leeg.
  • Wij maakten de schuur leeg.
  • Jullie maakten de tuin leeg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Leegruimen with some of the pronouns.

  • Ik heb het huis leeggemaakt.
  • Jij hebt de kamer leeggemaakt.
  • Hij/Zij heeft de zolder leeggemaakt.
  • Wij hebben de schuur leeggemaakt.
  • Jullie hebben de tuin leeggemaakt.