overplaatsen

Conjugations List of Overplaatsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikplaats overplaatste overheb overgeplaatst
jij, je, uplaatst overplaatste overhebt overgeplaatst
hij, zij, hetplaatst overplaatste overheeft overgeplaatst
wijplaatsen overplaatsten overhebben overgeplaatst
jullieplaatsen overplaatsten overhebben overgeplaatst
zij, zeplaatsen overplaatsten overhebben overgeplaatst

Presens
Beta

Example presens sentences for Overplaatsen with some of the pronouns.

  • Ik plaats hem over naar een andere afdeling.
  • Jij plaatst haar over naar een nieuwe locatie.
  • Hij plaatst ons over naar het buitenland.
  • Wij plaatsen jullie over naar een groter kantoor.
  • Zij plaatsen de werknemers over naar verschillende filialen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overplaatsen with some of the pronouns.

  • Ik plaatste hem over naar een andere afdeling.
  • Jij plaatste haar over naar een nieuwe locatie.
  • Hij plaatste ons over naar het buitenland.
  • Wij plaatsten jullie over naar een groter kantoor.
  • Zij plaatsten de werknemers over naar verschillende filialen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overplaatsen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem overgeplaatst naar een andere afdeling.
  • Jij hebt haar overgeplaatst naar een nieuwe locatie.
  • Hij heeft ons overgeplaatst naar het buitenland.
  • Wij hebben jullie overgeplaatst naar een groter kantoor.
  • Zij hebben de werknemers overgeplaatst naar verschillende filialen.