bevrachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bevracht | bevrachtte | heb bevracht |
jij, je, u | bevracht | bevrachtte | hebt bevracht |
hij, zij, het | bevracht | bevrachtte | heeft bevracht |
wij | bevrachten | bevrachtten | hebben bevracht |
jullie | bevrachten | bevrachtten | hebben bevracht |
zij, ze | bevrachten | bevrachtten | hebben bevracht |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevrachten with some of the pronouns.
- Ik bevracht schepen voor internationale handel.
- Jij bevracht vrachtwagens voor transportbedrijven.
- Hij bevracht vliegtuigen voor luchtvaartmaatschappijen.
- Wij bevrachten treinen voor goederenvervoer.
- Zij bevrachten containerschepen voor de haven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bevrachten with some of the pronouns.
- Ik bevrachtte schepen voor internationale handel.
- Jij bevrachtte vrachtwagens voor transportbedrijven.
- Hij bevrachtte vliegtuigen voor luchtvaartmaatschappijen.
- Wij bevrachtten treinen voor goederenvervoer.
- Zij bevrachtten containerschepen voor de haven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevrachten with some of the pronouns.
- Ik heb schepen bevracht voor internationale handel.
- Jij hebt vrachtwagens bevracht voor transportbedrijven.
- Hij heeft vliegtuigen bevracht voor luchtvaartmaatschappijen.
- Wij hebben treinen bevracht voor goederenvervoer.
- Zij hebben containerschepen bevracht voor de haven.