denationaliseren

Conjugations List of Denationaliseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdenationaliseerdenationaliseerdeheb gedenationaliseerd
jij, je, udenationaliseertdenationaliseerdehebt gedenationaliseerd
hij, zij, hetdenationaliseertdenationaliseerdeheeft gedenationaliseerd
wijdenationaliserendenationaliseerdenhebben gedenationaliseerd
julliedenationaliserendenationaliseerdenhebben gedenationaliseerd
zij, zedenationaliserendenationaliseerdenhebben gedenationaliseerd

Presens

Example presens sentences for Denationaliseren with some of the pronouns.

  • Ik denationaliseer de bedrijven.
  • Jij denationaliseert de overheidsinstellingen.
  • Hij/Zij denationaliseert de economie.
  • Wij denationaliseren de energiemaatschappijen.
  • Jullie denationaliseren de banken.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Denationaliseren with some of the pronouns.

  • Ik denationaliseerde de bedrijven.
  • Jij denationaliseerde de overheidsinstellingen.
  • Hij/Zij denationaliseerde de economie.
  • Wij denationaliseerden de energiemaatschappijen.
  • Jullie denationaliseerden de banken.

Perfectum

Example perfectum sentences for Denationaliseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de bedrijven gedenationaliseerd.
  • Jij hebt de overheidsinstellingen gedenationaliseerd.
  • Hij/Zij heeft de economie gedenationaliseerd.
  • Wij hebben de energiemaatschappijen gedenationaliseerd.
  • Jullie hebben de banken gedenationaliseerd.