poorsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | poors | poorste | heb gepoorst |
jij, je, u | poorst | poorste | hebt gepoorst |
hij, zij, het | poorst | poorste | heeft gepoorst |
wij | poorsen | poorsten | hebben gepoorst |
jullie | poorsen | poorsten | hebben gepoorst |
zij, ze | poorsen | poorsten | hebben gepoorst |
PresensBeta
Example presens sentences for Poorsen with some of the pronouns.
- Ik poors
- Jij poorst
- Hij/Zij/Het poorst
- Wij poorsen
- Jullie poorsen
- Zij poorsen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Poorsen with some of the pronouns.
- Ik poorsde
- Jij poorsde
- Hij/Zij/Het poorsde
- Wij poorsden
- Jullie poorsden
- Zij poorsden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Poorsen with some of the pronouns.
- Ik heb gepoorsd
- Jij hebt gepoorsd
- Hij/Zij/Het heeft gepoorsd
- Wij hebben gepoorsd
- Jullie hebben gepoorsd
- Zij hebben gepoorsd