weervinden

Conjugations List of Weervinden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvind weervond weerheb weergevonden
jij, je, uvindt weervond weerhebt weergevonden
hij, zij, hetvindt weervond weerheeft weergevonden
wijvinden weervonden weerhebben weergevonden
jullievinden weervonden weerhebben weergevonden
zij, zevinden weervonden weerhebben weergevonden

Presens
Beta

Example presens sentences for Weervinden with some of the pronouns.

  • We vinden elkaar altijd weer na een lange dag.
  • Ik vind mijn sleutels telkens weer op de verkeerde plek.
  • Jij vindt het moeilijk om jezelf terug te vinden in deze chaos.
  • Hij vindt zijn weg door het doolhof telkens weer opnieuw.
  • Wij vinden het fijn om elkaar regelmatig weer te zien.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weervinden with some of the pronouns.

  • Vroeger vond ik het lastig om mezelf te vinden.
  • Toen we jong waren, vonden we altijd speelgoed in de tuin.
  • Je vond je vroegere liefde plotseling terug in een boekwinkel.
  • Hij vond zijn verloren portemonnee uiteindelijk terug in zijn jas.
  • Vroeger vonden we onze weg zonder navigatiesystemen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weervinden with some of the pronouns.

  • We hebben elkaar na jaren weer teruggevonden.
  • Ik heb mijn oude vrienden recentelijk weer gevonden.
  • Jij hebt je verloren spullen eindelijk teruggevonden.
  • Hij heeft zijn passie voor muziek weer teruggevonden.
  • Wij hebben de weg naar huis snel weer gevonden.