aflijnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lijn af | lijnde af | heb afgelijnd |
jij, je, u | lijnt af | lijnde af | hebt afgelijnd |
hij, zij, het | lijnt af | lijnde af | heeft afgelijnd |
wij | lijnen af | lijnden af | hebben afgelijnd |
jullie | lijnen af | lijnden af | hebben afgelijnd |
zij, ze | lijnen af | lijnden af | hebben afgelijnd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aflijnen with some of the pronouns.
- Ik lijn af bij het schilderen van een kamer.
- Jij lijnt af tijdens het lezen van een boek.
- Hij/Zij/Het lijnt af wanneer ze muziek luistert.
- Wij lijnen af terwijl we aan het sporten zijn.
- Jullie lijnen af tijdens het koken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aflijnen with some of the pronouns.
- Ik leidde af terwijl ik aan het werk was.
- Jij leidde af tijdens de les.
- Hij/Zij/Het leidde af toen de telefoon rinkelde.
- Wij leidden af terwijl we aan het wandelen waren.
- Jullie leidden af tijdens het gesprek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aflijnen with some of the pronouns.
- Ik heb afgelijnd nadat ik de taak had voltooid.
- Jij hebt afgelijnd zodra je klaar was met studeren.
- Hij/Zij/Het heeft afgelijnd na het afronden van het project.
- Wij hebben afgelijnd toen we alle taken hadden afgerond.
- Jullie hebben afgelijnd nadat jullie het huis hadden schoongemaakt.