gekscheren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gekscheer | gekscheerde | heb gegekscheerd |
jij, je, u | gekscheert | gekscheerde | hebt gegekscheerd |
hij, zij, het | gekscheert | gekscheerde | heeft gegekscheerd |
wij | gekscheren | gekscheerden | hebben gegekscheerd |
jullie | gekscheren | gekscheerden | hebben gegekscheerd |
zij, ze | gekscheren | gekscheerden | hebben gegekscheerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gekscheren with some of the pronouns.
- Ik gek scheer elke ochtend mijn baard.
- Jij gek scheert je haren altijd anders.
- Hij/Zij/Het gek scheert zijn/haar/hun snor regelmatig.
- Wij gek scheren ons gezicht voor een feestje.
- Jullie gek scheren je benen voor de zomer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gekscheren with some of the pronouns.
- Vroeger schoor ik mijn baard altijd gek.
- Toen ik jong was, scheerde ik mijn haren altijd gek.
- Zij knipte en schoor haar snor gek in die tijd.
- Wij scheerden ons gezicht altijd gek op zondagochtend.
- Als tieners scheerden jullie je benen soms gek uit verveling.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gekscheren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn baard gek geschoren voordat ik naar het feest ging.
- Jij hebt je haren geknipt en geschoren vanochtend.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar/hun snor netjes geknipt en geschoren.
- Wij hebben ons gezicht gek geschoren voor de fotoshoot.
- Jullie hebben je benen glad geschoren voor het zwembad.