uitblutsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bluts uit | blutste uit | heb uitgeblutst |
jij, je, u | blutst uit | blutste uit | hebt uitgeblutst |
hij, zij, het | blutst uit | blutste uit | heeft uitgeblutst |
wij | blutsen uit | blutsten uit | hebben uitgeblutst |
jullie | blutsen uit | blutsten uit | hebben uitgeblutst |
zij, ze | blutsen uit | blutsten uit | hebben uitgeblutst |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitblutsen with some of the pronouns.
- Ik bluts uit als ik mijn auto per ongeluk tegen een paal stoot.
- Jij blutst uit wanneer je iets te ruw behandelt.
- Hij blutst uit terwijl hij probeert de deuk eruit te masseren.
- Wij blutsen uit tijdens het verplaatsen van meubels.
- Zij blutsen uit als ze in een haastige bui zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitblutsen with some of the pronouns.
- Ik blutste uit toen ik per ongeluk tegen de muur aanliep.
- Jij blutste uit elke keer dat je iets te hard indrukte.
- Hij blutste uit tijdens het repareren van de beschadigde oppervlakken.
- Wij blutsten uit terwijl we de spullen aan het inpakken waren.
- Zij blutsten uit toen ze haastig probeerden te klussen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitblutsen with some of the pronouns.
- Ik ben uitgeblutst nadat ik mijn auto had gerepareerd.
- Jij bent uitgeblutst nadat je de deuk eruit had geklopt.
- Hij is uitgeblutst na vele pogingen om de schade te herstellen.
- Wij zijn uitgeblutst na het verplaatsen van alle zware objecten.
- Zij zijn uitgeblutst nadat ze de hele dag bezig waren geweest.