vezelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vezel | vezelde | heb gevezeld |
jij, je, u | vezelt | vezelde | hebt gevezeld |
hij, zij, het | vezelt | vezelde | heeft gevezeld |
wij | vezelen | vezelden | hebben gevezeld |
jullie | vezelen | vezelden | hebben gevezeld |
zij, ze | vezelen | vezelden | hebben gevezeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Vezelen with some of the pronouns.
- Ik vezel elke dag over mijn favoriete boeken.
- Jij vezelet vaak over je reiservaringen.
- Hij/Zij/Het vezelt graag over politiek.
- Wij vezelen over de nieuwste technologische ontwikkelingen.
- Jullie vezelen altijd over voetbal.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vezelen with some of the pronouns.
- Ik vezelde vroeger vaak over mijn favoriete boeken.
- Jij vezelde regelmatig over je reiservaringen.
- Hij/Zij/Het vezelde graag over politiek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vezelen with some of the pronouns.
- Ik heb over mijn favoriete boeken gevezeld.
- Jij hebt vaak over je reiservaringen gevezeld.
- Hij/Zij/Het heeft graag over politiek gevezeld.
- Wij hebben over de nieuwste technologische ontwikkelingen gevezeld.
- Jullie hebben altijd over voetbal gevezeld.