wrikken

Conjugations List of Wrikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwrikwrikteheb gewrikt
jij, je, uwriktwriktehebt gewrikt
hij, zij, hetwriktwrikteheeft gewrikt
wijwrikkenwriktenhebben gewrikt
julliewrikkenwriktenhebben gewrikt
zij, zewrikkenwriktenhebben gewrikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Wrikken with some of the pronouns.

  • Ik wrik de deur open.
  • Jij wrikt aan de stuurknop.
  • Hij wrikt het raam los.
  • Wij wrikken de steen los.
  • Zij wrikken met veel kracht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wrikken with some of the pronouns.

  • Ik wrikte de deur open.
  • Jij wrikte aan de stuurknop.
  • Hij wrikte het raam los.
  • Wij wrikten de steen los.
  • Zij wrikten met veel kracht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wrikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de deur gewrikt.
  • Jij hebt aan de stuurknop gewrikt.
  • Hij heeft het raam losgewrikt.
  • Wij hebben de steen losgewrikt.
  • Zij hebben met veel kracht gewrikt.