ontkrachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontkracht | ontkrachtte | heb ontkracht |
jij, je, u | ontkracht | ontkrachtte | hebt ontkracht |
hij, zij, het | ontkracht | ontkrachtte | heeft ontkracht |
wij | ontkrachten | ontkrachtten | hebben ontkracht |
jullie | ontkrachten | ontkrachtten | hebben ontkracht |
zij, ze | ontkrachten | ontkrachtten | hebben ontkracht |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontkrachten with some of the pronouns.
- Ik ontkracht de geruchten.
- Jij ontkracht de argumenten.
- Hij/Zij ontkracht de theorie.
- Wij ontkrachten de beschuldigingen.
- Zij ontkrachten de misvattingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontkrachten with some of the pronouns.
- Ik ontkrachtte de geruchten.
- Jij ontkrachtte de argumenten.
- Hij/Zij ontkrachtte de theorie.
- Wij ontkrachtten de beschuldigingen.
- Zij ontkrachtten de misvattingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontkrachten with some of the pronouns.
- Ik heb de geruchten ontkracht.
- Jij hebt de argumenten ontkracht.
- Hij/Zij heeft de theorie ontkracht.
- Wij hebben de beschuldigingen ontkracht.
- Zij hebben de misvattingen ontkracht.