overdoen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doe over | deed over | heb overgedaan |
jij, je, u | doet over | deed over | hebt overgedaan |
hij, zij, het | doet over | deed over | heeft overgedaan |
wij | doen over | deden over | hebben overgedaan |
jullie | doen over | deden over | hebben overgedaan |
zij, ze | doen over | deden over | hebben overgedaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Overdoen with some of the pronouns.
- Ik doe mijn werk over.
- Hij doet zijn jas over.
- Wij doen de afwas over.
- Jullie doen de oefeningen over.
- De leerlingen doen hun examens over.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overdoen with some of the pronouns.
- Ik deed mijn schoenen over.
- Hij deed zijn kamer over.
- Wij deden de tuin over.
- Jullie deden het experiment over.
- De schilders deden het hele huis over.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overdoen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn huiswerk overgedaan.
- Hij heeft zijn verontschuldigingen overgedaan.
- Wij hebben de presentatie overgedaan.
- Jullie hebben de route overgedaan.
- De studenten hebben de opdracht overgedaan.