binnensluipen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluip binnen | sloop binnen | ben binnengeslopen |
jij, je, u | sluipt binnen | sloop binnen | bent binnengeslopen |
hij, zij, het | sluipt binnen | sloop binnen | is binnengeslopen |
wij | sluipen binnen | slopen binnen | zijn binnengeslopen |
jullie | sluipen binnen | slopen binnen | zijn binnengeslopen |
zij, ze | sluipen binnen | slopen binnen | zijn binnengeslopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Binnensluipen with some of the pronouns.
- Ik sluip naar binnen en neem een kijkje.
- Jij sluipt stilletjes naar binnen en verstopt je.
- Hij sluipt onopgemerkt naar binnen en steelt iets.
- Wij sluipen samen naar binnen zonder gezien te worden.
- Zij sluipen 's nachts naar binnen om in het geheim te feesten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Binnensluipen with some of the pronouns.
- Ik sloop naar binnen, maar werd betrapt.
- Jij sloop stilletjes naar binnen en keek rond.
- Hij sloop onopvallend naar binnen en liet sporen achter.
- Wij slopen voorzichtig naar binnen en ontdekten een geheim.
- Zij slopen 's avonds laat naar binnen en maakten lawaai.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Binnensluipen with some of the pronouns.
- Ik ben naar binnen geslopen en heb niemand gestoord.
- Jij bent stiekem naar binnen geslopen en hebt alles gezien.
- Hij is ongemerkt naar binnen geslopen en heeft zijn doel bereikt.
- Wij zijn geruisloos naar binnen geslopen en hebben de schat gevonden.
- Zij zijn heimelijk naar binnen geslopen en hebben een grap uitgehaald.