uitwasemen

Conjugations List of Uitwasemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwasem uitwasemde uitheb uitgewasemd
jij, je, uwasemt uitwasemde uithebt uitgewasemd
hij, zij, hetwasemt uitwasemde uitheeft uitgewasemd
wijwasemen uitwasemden uithebben uitgewasemd
julliewasemen uitwasemden uithebben uitgewasemd
zij, zewasemen uitwasemden uithebben uitgewasemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitwasemen with some of the pronouns.

  • Ik wasem uit tijdens het sporten.
  • Jij wastemt uit als je gestrest bent.
  • Hij/Zij/Wij/Jullie/Zij wasemen uit na het eten.
  • De bloemen wasemen een zoete geur uit.
  • Wij wasemen uit in de frisse lucht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitwasemen with some of the pronouns.

  • Ik wasemde uit terwijl ik las.
  • Jij wastemde uit voordat je ging slapen.
  • Hij/Zij/Wij/Jullie/Zij wastemden uit na het dansen.
  • De bloemen wastemden een betoverende geur uit.
  • Wij wastemden uit op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitwasemen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgewasemd na mijn yoga-oefeningen.
  • Jij hebt uitgewasemd na een lange dag.
  • Hij/Zij/Wij/Jullie/Zij hebben uitgewasemd na het avondeten.
  • De bloemen hebben een heerlijke geur uitgewasemd.
  • Wij hebben uitgewasemd tijdens onze wandeling.