vooruitspringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spring vooruit | sprong vooruit | ben vooruitgesprongen |
jij, je, u | springt vooruit | sprong vooruit | bent vooruitgesprongen |
hij, zij, het | springt vooruit | sprong vooruit | is vooruitgesprongen |
wij | springen vooruit | sprongen vooruit | zijn vooruitgesprongen |
jullie | springen vooruit | sprongen vooruit | zijn vooruitgesprongen |
zij, ze | springen vooruit | sprongen vooruit | zijn vooruitgesprongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vooruitspringen with some of the pronouns.
- Ik spring vooruit naar de volgende stap.
- Jij springt vooruit om de hindernis te vermijden.
- Hij/zij springt vooruit met volle energie.
- Wij springen vooruit naar de toekomst.
- Jullie springen vooruit tijdens de oefening.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vooruitspringen with some of the pronouns.
- Ik sprong vooruit, maar viel daarna.
- Jij sprong regelmatig vooruit in het spel.
- Hij/zij sprong vooruit en raakte geblesseerd.
- Wij sprongen vooruit en genoten van het avontuur.
- Jullie sprongen vooruit en verrasten iedereen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vooruitspringen with some of the pronouns.
- Ik ben vooruitgesprongen om een voorsprong te krijgen.
- Jij bent vooruitgesprongen en hebt de finish bereikt.
- Hij/zij is vooruitgesprongen en heeft het doel behaald.
- Wij zijn vooruitgesprongen en hebben de uitdaging overwonnen.
- Jullie zijn vooruitgesprongen en hebben succes geboekt.