affirmeren

Conjugations List of Affirmeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikaffirmeeraffirmeerdeheb geaffirmeerd
jij, je, uaffirmeertaffirmeerdehebt geaffirmeerd
hij, zij, hetaffirmeertaffirmeerdeheeft geaffirmeerd
wijaffirmerenaffirmeerdenhebben geaffirmeerd
jullieaffirmerenaffirmeerdenhebben geaffirmeerd
zij, zeaffirmerenaffirmeerdenhebben geaffirmeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Affirmeren with some of the pronouns.

  • Ik affirmeer de waarheid van deze stelling.
  • Jij affirmeert je standpunt krachtig.
  • Hij/zij affirmeert zijn/haar onschuld.
  • Wij affirmeren de noodzaak van verandering.
  • Zij affirmeren dat ze gelijk hebben.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Affirmeren with some of the pronouns.

  • Ik affirmeerde regelmatig tijdens de vergaderingen.
  • Jij affirmeerde altijd mijn ideeën.
  • Hij/zij affirmeerde vroeger vaak zijn autoriteit.
  • Wij affirmeerden de waarden van de organisatie.
  • Zij affirmeerden hun steun voor de kandidaat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Affirmeren with some of the pronouns.

  • Ik heb geaffirmeerd dat het juist is.
  • Jij hebt je positie duidelijk geaffirmeerd.
  • Hij/zij heeft haar beslissing fel geaffirmeerd.
  • Wij hebben de voorgestelde maatregelen volledig geaffirmeerd.
  • Zij hebben hun betrokkenheid bij het project geaffirmeerd.