quotiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | quotiseer | quotiseerde | heb gequotiseerd |
jij, je, u | quotiseert | quotiseerde | hebt gequotiseerd |
hij, zij, het | quotiseert | quotiseerde | heeft gequotiseerd |
wij | quotiseren | quotiseerden | hebben gequotiseerd |
jullie | quotiseren | quotiseerden | hebben gequotiseerd |
zij, ze | quotiseren | quotiseerden | hebben gequotiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Quotiseren with some of the pronouns.
- Ik quoteer de gegevens van de leerlingen.
- Jij quoteert de cijfers van de toetsen.
- Hij/Zij quoteert de resultaten van het onderzoek.
- Wij quoteren de prijzen van de producten.
- Zij quoteeren de offertes voor de klanten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Quotiseren with some of the pronouns.
- Ik quoteerde vroeger de gegevens van de leerlingen.
- Jij quoteerde vroeger de cijfers van de toetsen.
- Hij/Zij quoteerde vroeger de resultaten van het onderzoek.
- Wij quoteerden vroeger de prijzen van de producten.
- Zij quoteerden vroeger de offertes voor de klanten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Quotiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens van de leerlingen gequoteerd.
- Jij hebt de cijfers van de toetsen gequoteerd.
- Hij/Zij heeft de resultaten van het onderzoek gequoteerd.
- Wij hebben de prijzen van de producten gequoteerd.
- Zij hebben de offertes voor de klanten gequoteerd.