afdansen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dans af | danste af | heb afgedanst |
jij, je, u | danst af | danste af | hebt afgedanst |
hij, zij, het | danst af | danste af | heeft afgedanst |
wij | dansen af | dansten af | hebben afgedanst |
jullie | dansen af | dansten af | hebben afgedanst |
zij, ze | dansen af | dansten af | hebben afgedanst |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdansen with some of the pronouns.
- Ik dans afdans.
- Jij danst afdans.
- Hij/Zij danst afdans.
- Wij dansen afdans.
- Jullie dansen afdans.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdansen with some of the pronouns.
- Ik danste afdans.
- Jij danste afdans.
- Hij/Zij danste afdans.
- Wij dansten afdans.
- Jullie dansten afdans.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdansen with some of the pronouns.
- Ik heb afgdansen.
- Jij hebt afgdansen.
- Hij/Zij heeft afgdansen.
- Wij hebben afgdansen.
- Jullie hebben afgdansen.