ontvoeren

Conjugations List of Ontvoeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontvoerontvoerdeheb ontvoerd
jij, je, uontvoertontvoerdehebt ontvoerd
hij, zij, hetontvoertontvoerdeheeft ontvoerd
wijontvoerenontvoerdenhebben ontvoerd
jullieontvoerenontvoerdenhebben ontvoerd
zij, zeontvoerenontvoerdenhebben ontvoerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontvoeren with some of the pronouns.

  • Ik ontvoer de kat van mijn buurman.
  • Jij ontvoert me naar een andere wereld.
  • Hij ontvoert het meisje in zijn auto.
  • Zij ontvoeren de hond uit het asiel.
  • Wij ontvoeren de professor voor losgeld.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontvoeren with some of the pronouns.

  • Vroeger ontvoerde ik vaak speelgoed van mijn zusje.
  • Toen hij jong was, ontvoerde hij vogels uit het park.
  • Elke zomer ontvoerden we watermeloenen uit de tuin.
  • In die tijd ontvoerden ze regelmatig vrachtwagens vol elektronica.
  • Als kind ontvoerde ik stiekem snoepjes uit de winkel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontvoeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kat van mijn buurman ontvoerd.
  • Jij bent me naar een andere wereld ontvoerd.
  • Hij heeft het meisje in zijn auto ontvoerd.
  • Zij hebben de hond uit het asiel ontvoerd.
  • Wij hebben de professor voor losgeld ontvoerd.